De Dakhaas Blog

Nog zo’n Utrechtenaar

Tekst: Wanda

Ik ben een Utrechtenaar in hart en nieren. In Utrecht geboren noch getogen, maar wel mezelf geworden. In deze stad sloot ik vrede met het feit dat ik mijn gender zie als fluïde. Utrecht bood daarvoor het perfecte decor: zolang je maar een beetje normaal doet, maakt het niet uit wie je bent.

Ik kom uit een klein dorpje in het zuiden van het land. Naar Nederlandse maatstaven wordt het niet veel meer outback dan dat. Toen ik in Utrecht arriveerde, was ik niet langer die vreemde vogel waar men stilletjes over sprak. In een stad vol diversiteit was ik het nakijken niet waard. Ik paste er als een puzzelstukje in: ik was op mijn manier divers, maar eigenlijk heel gewoon. Want dat is wat er hier van je gevraagd wordt: zo lang je maar een beetje normaal bent (lees: enig fatsoen hebt, je niet bemoeit met andermans zaken en je jezelf niet al te grotesk uit), maakt het eigenlijk niemand uit wie, wat of hoe je bent. Voor iemand die altijd al gewoon had willen zíjn en gewóón had willen zijn, was dat een verademing. In één klap was ik thuis.

Laatst brak er op mijn idyllische kantoortje in het Gooi een verwoede discussie uit over het introduceren van genderinclusieve toiletten. Ik schrok van de felheid van de tegenstanders en ontpopte me – als voorstander – misschien zelf ook wel tot keffertje. Voor mij was het moeilijk te bevatten hoe iemand tégen inclusiviteit kon zijn. Die avond besefte ik dat ik verwend was geraakt door m’n stadsie. Natuurlijk heb ik ook minder rooskleurige anekdotes over Utrecht, maar er worden stappen genomen naar het omarmen van diversiteit. Of het nou gaat om architectuur, etnische achtergronden, seksualiteit, religie of genderidentiteit: in onze stad mag alles er zijn. Zolang het maar niet te dominant is.

Bij ieder genderloos toilet dat ik tegenkom in Utrecht (dat zijn er best veel) word ik blij. Ik word blij, omdat ik erkenning zie voor iedereen die niet past binnen het binaire man/vrouw denken. Daar ben ik onderdeel van. Ik ben namelijk geboren in het lijf van een vrouw, maar ik voel me niet vaak een vrouw. Dat betekent niet dat ik niet blij ben met mijn lichaam. Sterker nog, ik voel me ontzettend comfortabel in mijn fysieke vorm. Dat betekent ook niet dat ik me een man voel. Ik voel me net zo vaak een man, als dat ik me een vrouw voel. Ik zie mijn gender namelijk als fluïde. De ene dag voel ik me heel vrouwelijk. Dan smeer ik mascara op mijn wimpers en prop ik mezelf in pumps. Andere dagen voel ik me meer mannelijk. Zo hoor ik van jongsaf aan al dat ik loop of zit of kauw “als een kerel” of me uit op een manier waarop “meisjes zich niet horen te gedragen”. Meestal voel ik me geen van beide, of juist een combinatie van.

Mijn sekse is vrouwelijk. Met dat biologische feit komen een hele hoop genderspecifieke sociaal-maatschappelijke verwachtingen. Die verwachtingen kan en wil ik niet waarmaken. En er zijn veel mensen zoals ik. Transgender personen, interseksuele personen, genderfluïditeit of andere diversiteit komt meer voor dan veel mensen denken. Onderzoek schat dat ruim 5% van de Nederlandse bevolking zich niet eenduidig man of vrouw voelt, of zich een andere genderidentiteit voelt dan bij hun geboortegeslacht past. Minimaal één op de twintig. Best veel, dus.

Ik vermoed dat dat komt doordat de tweedeling man/vrouw nog steeds zo prominent is. Luister maar eens hoe vaak je mensen hoort zeggen “maar mannen zijn dit” of “vrouwen zijn nou eenmaal zo”. Zelfs bij een simpel toiletbezoek of bij het invullen van een formuliertje presenteert de tegenstelling zich weer: hokje man, hokje vrouw. Soms mag het best een beetje gekker. Gooi je haar eens los, adem diep in en stel je voor dat we die verwachtingspatronen wat meer loslaten, dat genderrollen inwisselbaar worden. Misschien is de dag waarop ik mezelf niet meer vrouw hoef te noemen, juist die dag waarop ik me het meest vrouw zal voelen.

Deze column werd geschreven in het licht van De Dakhaas editie 11: Utrechtenaren. Meer lezen? Koop hier je exemplaar!